De kast

Langzaam kwam ik weer bij kennis. Ik lag in een ongemakkelijke,
krampachtige houding en het was aardedonker om me heen. Ik
probeerde me te bewegen, wat met moeite lukte. Ik bevond me in
een kleine nauwe ruimte met houten wanden: ik voelde de
houtnerven. Een kast, vermoedde ik, waarin ik was opgesloten
nadat ik buiten kennis was geslagen. Mijn voorhoofd schrijnde en
was bij aanraking nat en plakkerig. Ik proefde aan mijn
vingertoppen. Bloed. De onderrand van mijn rok en de ene schoen
die ik nog droeg, waren doorweekt. Ik wachtte enige tijd af of er
iets zou gebeuren, maar er gebeurde niets. Het was doodstil in de
ruimte waar de kast stond. Af en toe hoorde ik in de verte een
dreunend geluid, dat even plotseling ophield als het begonnen
was.
Ik trachtte me te herinneren wat er gebeurd kon zijn. Ik had
teveel gedronken, wist ik. Ergens had ik een gesprek opgevangen
en om redenen die in mijn dronkenschap volkomen helder waren
geweest maar die me nu niet meer voor de geest stonden, had ik
gemeend dat ik iemand achterna moest gaan. Een man, raadde ik,
want zelfs dat kon ik me niet meer met zekerheid herinneren.
Ongetwijfeld had ik daarna dingen gezien, die niet voor mijn ogen
bestemd waren. Maar wat ? Hoe ik ook mijn best deed en mijn
hersens pijnigde, de gebeurtenissen van de afgelopen avond waren
in dichte nevelen gehuld.
Ik schrok op toen ik plotseling het geluid hoorde van een deur
die openging en er een streep licht in de kast naar binnen viel.
De kier tussen de beide deuren was te klein om iets te zien, maar
ik hoorde twee stemmen, vermoedelijk van een man en een vrouw,
die ik echter niet kon verstaan. Voetstappen, iets werd versleept
en met een bons neergegooid. Ik hoorde iemand naderbij komen en
iets oprapen. De lach van de vrouw joeg me de stuipen op het
lijf. Een schoen, hoorde ik haar zeggen.
De deuren van de kast werden krakend opengerukt. Het licht
verblindde. Te laat herinnerde ik me dat ik niet in de kast was
opgesloten, maar er zelf ingekropen was om me te verbergen.
Op de vloer lag een man die me vaag bekend voorkwam, niet zozeer
zijn voorkomen maar meer de uitdrukking op zijn gezicht. Het
verwrongen gelaat probeerde er vergeefs een glimlach uit te
persen. Het leek of de man bij het verlaten van deze wereld niet
kon kiezen of hij nu blij of ontzet moest zijn.
De vrouw die ik had horen praten, greep m’n arm:”Kom hier,
teef!” Opstaan kon ik niet, mijn spieren waren stram en stijf. Ik
had blijkbaar uren vertoefd in deze kleine kast.
“Dat jij de laatste bent waar ie mee geneukt heeft,” zei ze en
schudde haar hoofd. Zo goed en kwaad als het ging probeerde ik me
te fatsoeneren en deed een poging om op te staan wat boven
verwachting lukte.
“We kunnen haar niet laten leven,” deed de enige nog levende man
in het vertrek zijn mond voor de eerste keer open. Hij droeg een
bruine gleufhoed en was grof geschapen en dat gold voor alles.
Hij was de man geweest in het huis aan de overkant toen
wij…Opeens begon alles weer te dagen. Na de heerlijke
vrijpartij had ik me gedoucht. Het idee dat een vreemde man ons
de hele tijd had gadegeslagen, had me vreselijk opgewonden. Ik
had me aangekleed en was teruggelopen naar de huiskamer, de kamer
waar ik 12 heerlijke minuten had gehad. Vanaf de gang klonk
geschreeuw, ik hoorde een pistoolschot en zocht naarstig naar een
plek waar ik me kon verstoppen. De kast leek de beste
mogelijkheid om me te verschuilen.
“Eigenlijk zou ik je moeten belonen,” zei de vrouw,”je bent zeer
behulpzaam geweest door voor de gewenste afleiding te zorgen. Dat
maakte onze taak minder risicovol en veel eenvoudiger. Maar
ja,…er zit niets anders op.” Ze knikte naar de man, de voyeur
met de gleufhoed op. Angstig week ik achteruit en vond steun bij
de wand, naast de deur waarachter de trap lag die naar boven
leidde. De man deed zijn gleufhoed af en ontdeed zich van zijn
lichtbeige regenjas. Een holster werd zichtbaar met daarin een
revolver. Maar hij trok vooral de aandacht met zijn imposante
borstkas.
Sensueel bekeek ik hem van top tot teen, terwijl hij langzaam
dichterbij kwam. Toen opende ik de deur en sprintte naar boven.
Ik hoorde voetstappen achter me. Met m’n hart kloppend in mijn
keel vluchtte ik de slaapkamer in. En daar kon ik geen kant meer
op. Langzaam kwam hij op me aflopen, met zijn grote, begerende
handen voor zich uitgestrekt. Als een gewillig slachtoffer
ontdeed ik mij van mijn jurk. Zijn tong hing half uit zijn mond
terwijl hij over het bed stapte. Ik zakte door mijn knieen en
kneep hem keihard in zijn kruis. Hoe onkwetsbaar hij er ook uit
zag, daar kon hij niet tegen en hij schreeuwde het uit.
Glasgerinkel weerklonk toen hij door het slaapkamerraam naar
beneden viel.
In de huiskamer lag alleen nog het levenloze lichaam van mijn
minnaar van vannacht, de vrouw was verdwenen. Veiliger voelde me
ik daardoor niet. Ik knielde naast de mysterieuze man met wie ik
een heerlijk ogenblik had gehad. Nu staarde hij me aan met een
vreemde uitdrukking op zijn gezicht. Mijn ogen gleden over zijn
lichaam: zijn slanke borstkas, zijn platte buik, zijn gespierde
benen…alleen zijn linkervoet had een schoen aan. Een schoen,
een schoen ? Zat ik daar niet de hele tijd op in de kast ? Ik
liep terug naar de kast en ja, daar lag hij nog steeds. Ik
herinnerde me de woorden van de vrouw weer, ze wilde de schoen.
Wat was er nou zo speciaal aan deze schoen ? Een eenvoudige
herenschoen. Ik betastte het leer. De hak leek wel iets te
wiebelen. Ik zette iets meer kracht en haalde zonder problemen de
hak van de schoen. Er viel een klein busje op de grond, precies
zo’n busje als waar ze fotorolletjes in bewaren. Plotseling
overviel me een beklemmmend gevoel. Er klonk gerommel aan de
deur en hij vloog open, een pistool wees vervaarlijk in
mijn richting.
“Ha, mooi. Twee vliegen in een klap,” zei de man,”ik kwam
eigenlijk alleen voor jou maar ik zie dat je het fotorolletje
hebt gevonden.” Ik keek naar het busje in mijn hand, vastbesloten
het niet te verliezen. De man stapte de huiskamer in. Roekeloos
rende ik naar de balkondeur, een kogel achtervolgde mij.
Hangend aan het balkon liet ik mij vallen. Keurig verend op mijn
blote voeten landde ik op het gras en tuimelde om. Een kogel
drong zich naast mij in het gras. Vlug zette ik het op een
rennen. Zonder na te denken wist ik waar naar toe. Waar moest ik
anders naar toe met een fotorolletje in mijn hand ?
Chris deed slaperig open. “Sharon? Wat doe jij buiten op een
tijdstip als dit ? Kom binnen!” Ik glimlachtte en liep naar
binnen. Daar deed ik het hele verhaal en overhandigde hem het
fotorolletje. “Dat is een microfilmpje,” zei hij toen hij de
inhoud van het busje bekeek,”dat is lang geleden.”
Samen liepen we naar de donkere kamer op de eerste verdieping
van zijn huis. Zijn vrouw, Anky, was inmiddels ook wakker
geworden. Verwonderd staarde ze me aan, tot ze me herkende. Ze
nam me bij de hand en we liepen naar beneden. Een kop koffie
kalmeerde ons beiden.
Chris kwam de trap af met een zorgelijke blik in zijn ogen. Hij
ging in de stoel naast ons zitten. “Sharon, heb je mischien enig
idee wie die man was, waarmee je…” Ik schudde mijn hoofd. Chris
gaf me de foto’s. Ontzet staarde ik ernaar en nam de beelden in
me op. “Wat, wat moet ik doen ?” stamelde ik. Chris zweeg. Weer
keek ik naar de foto’s, een voor een. Ik zag mezelf.
“Is dat de man ?” vroeg Chris. Ik knikte. Weer gleden m’n ogen
over de foto’s. Chris was mijn broer maar deze foto’s…
“De foto’s zijn overduidelijk bedoeld om deze man te chanteren,”
zei Chris. “Maar waarom waren ze dan verstopt in de zool van een
schoen ? En wie wilde hem chanteren, de man en de vrouw die mij
wilden vermoorden ? Die man moet die foto’s hebben gemaakt. Hem
heb ik in het huis aan de overkant gezien. Maar wie was die
vrouw, zijn echtgenoot ? Van de geheime dienst ? De maffia ?” Ik
zweeg. Ik wist werkelijk niet wat ik hiervan moest denken. Was
min leven nu in gevaar nu ik in het bezit van deze foto’s was ?
De onzekerheid maakte me gek, hier moest een einde aan komen. “We
moeten die vrouw vinden.” “Nee, Sharon.” “Ja, Chris.”

Chris was weer veranderd in de man die hij niet wilde zijn, zijn
alter-ego. Nadat er een dode was gevallen, had Chris er de brui
aan gegeven maar hij was nog steeds zonder twijfel de beste
schaduwman. het spook was zijn bijnaam, Chris Ghost werd zijn
codenaam.
Het begon te schemeren toen we bij de flat aankwamen, ons enige
aanknopingspunt. Het gras was nat en zacht. Onze donkere kleding
maakte ons volledig onzichtbaar en deed ons opgaan in de
omgeving.
Het trappenhuis was leeg. Geruisloos liepen we naar boven. Ook
in de gang was het stil, alsof er niets gebeurd was. De deur van
het appartement stond op een kier, licht scheen naar buiten.
Voorzichtig duwde Chris de deur iets verder open en sloop naar
binnen, waarna ik hem volgde.
“Bingo,” klonk het en twee paar handen grepen Chris beet. “Prima
werk, Sharon. Prima.” Chris keek naar zijn eigen zus. Ze had hem
er ingeluisd. Wat de dienst jaren niet was gelukt, waren ze nu
wel in geslaagd:ze hadden hem te pakken gekregen, ze waren Het
Spook te slim afgeweest.
“Sharon,” zei Chris wanhopig,”realiseer je je wel wat je hebt
gedaan ?” “Je kunt niet zomaar weglopen van de dienst,” zei
Sharon. “Ik ben je broer, je eigen broer.” “Ho, ho,” zei
Sharon,”je vergeet voor het gemak dat we ieder een andere vader
hebben.” “Ja,” zei een man,”en jouw vader is dood en haar vader,
dat ben ik. En je weet hoe het gezegde luidt:eigen familie
eerst.” “Wat gaan jullie nu met me doen ?” vroeg Chris. “Ah, dat
is al beter. Een onderdanige toon. We gaan jullie, netjes gezegd,
laten verdwijnen.” “Jullie ?” zei Sharon. “Ja, Sharon. Je weet
toch dat je niemand kunt vertrouwen, zelfs je eigen familie niet
?”

2 gedachten over “De kast”

Plaats een reactie

Ik accepteer de Privacy Policy

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.