De vrouw in het riet

De opmerkingen waren niet van de lucht.
“Grote vis aan de haak geslagen, Frankie boy?”   “Zeemeerminnen bestaan dus toch.”
Onder luid geklap en gejuich werd hij verwelkomd door zijn collega’s.
“Frank, als je nu echt omhoog zit. Een geeltje om een keer van bil te gaan op De Wallen.”
Politiehumor. Je moest er tegen kunnen. Dit keer hadden ze zich creatief wel heel erg uitgesloofd. “Politie viskampioen” stond er op het bord boven zijn bureau. Zoals een kampioen betaamt had Frank zijn best gedaan om in stijl te arriveren. Met de zich aan zijn voeten vastzuigende rubberen laarzen die tot ver voorbij de knieën reikten, zijn hengel in de hand.

De grappen bleven komen tot hij werd geroepen voor de conclusies van de lijkschouwing. De arts deelde hem mee dat het tijdstip van overlijden alleen nog met grote onnauwkeurigheid te bepalen was. “Een weekje weken in het water en sporen verdwijnen als sneeuw voor de zon.” Als je dag in dag uit alleen maar omringd werd door doden, er mee opstond en mee naar bed ging, was het begrijpelijk dat je je op een gegeven moment nog uitsluitend kon uitdrukken in dooddoeners.
“De omgeving?” zei Frank.
“Stop. Niet zo snel.” De arts pakte haar oorlel en vouwde deze enigszins dubbel. Een tatoeage werd zichtbaar.
“Verder nog iets? Want dit had ik zelf natuurlijk ook al ontdekt.”
“Verstikking maar geen sporen van wurging. Geen sprake van coïtus.“
Het bleef fascinerend hoe doktoren hun Latijnse woordenschat altijd weer tentoonspreidden, vaak op de meest ongepaste momenten.
“Je bedoelt dat ze niet geneukt heeft tegen haar vrije wil?”
De arts was even van zijn à propos maar hervond zich snel. ”Ook niet met haar toestemming.”
“Of ze heeft zich gewoon heel goed gewassen,” grijnsde Frank.
De arts knikte:”Er zat veel water in het lichaam. Ook in de longen. Maar het is niet meer te achterhalen of dit de doodsoorzaak is geweest.”
“Vertel me dan maar wie het gedaan heeft. Enig idee?”
Frank was zich bewust van zijn recalcitrante gedrag en speelde er met zichtbaar plezier mee.
De dokter antwoordde niet.
“Kortom we blijven ons weer uitdrukken in vaagheden, mitsen en maren. Weggegooid geld deze afdeling.”
Een pijnlijke uitspraak sinds de mededeling van de burgemeester vorige week dat er binnen het korps bezuinigd moest worden. Zijn vrije dag verwachtte Frank dan ook niet terug te krijgen. Je kon je er druk over maken. Maar anderen konden zich dan wel eens druk gaan maken over zijn baan. Zeker omdat bij Frank, terwijl hij zijn vijfde jaar alweer inging als rechercheur, de lasten nog altijd voor de baten gingen, zijn papierwerk niet deugde en de lijst overtredingen, aanklachten en beschuldigingen schier oneindig was. Het was dat Houtappels zo op hem gesteld was anders had hij al lang zijn bureau kunnen ruimen.

“Heb je een foto van de tatoeage?” vroeg Frank zo achteloos mogelijk.
De arts wapperde met een polaroid. “Digitaal graag. En mail het even.”
Hij dook achter een computer. Zijn vingers bewogen ongeduldig maar ritmisch op het bureau. Het liefst was hij de eerste de beste kroeg ingedoken om een informant ondersteboven te houden. Maar die werkwijze had hem ongetwijfeld weer een aanklacht opgeleverd, op zijn minst een beschuldiging. De tatoeage bleek een oormerk te zijn. Weer iets wat hij zelf ook wel had kunnen bedenken. Een antwoord waar hij echt wat aan had, namelijk waar het een oormerk van was, bleef achterwege.
Autopsie artsen hebben voornamelijk oog voor nieuwe wonden en sporen van geweld. Littekens zijn overblijfselen van oude wonden en zeggen bijna nooit iets over de toedracht.
In een enkel geval vertellen ze op indirecte wijze een verhaal. Voor Frank vormden ze echter de handvaten waarmee hij zijn zoekveld kon begrenzen.

De ronde afdrukken op haar rug leken op het eerste gezicht de stille getuigen van brandende sigaretten die op haar lichaam waren uitgedrukt. Littekens uit een slechte jeugd, wellicht een sadistisch vriendje. Maar wie beter keek zag dat ze een paar vormden met de cilindrische  putten op haar voorkant. De inslag van een 9 millimeter kogel, zelfs meerdere. Aangebracht met militaire precisie. Maar zelfs deze littekens deden geen afbraak aan haar goddelijke lichaam. Hoewel de roem van de Miss Universe titel haar jaren geleden ten deel was gevallen kon ze er nog steeds patent op maken, zelfs in deze onfrisse toestand.
Het viel niet te ontkennen dat ze haar titel goed ten gelde had gemaakt. Het gedeelde ideaal van wereldvrede werd niet door iedere deelneemster vertaald in de oprichting van een particuliere bank. Toch was er ook iets minder aangenaams uit het verleden dat haar had achtervolgd en uiteindelijk ingehaald. Frank hoorde haar bijna hijgen terwijl hij haar in de Alfa Brera zag stappen, die helaas voor haar niet snel genoeg was geweest om dat wat haar achtervolgde af te schudden. Hij twijfelde er niet over dat ze al drie weken geleden, vlak na haar verdwijning was omgebracht. Haar man had daar niets mee te maken. Die wist nergens van. Haar littekens waren dan wel niet te verhullen, de deken der liefde maskeert veel. De rol van de minister, zijn jeugdvriend, kon Frank nog niet zo goed plaatsen dus dat liet hij nog even rusten. Hij keek weer naar de kogelafdrukken. Ze waren inderdaad met militaire precisie aangebracht.
Frank greep de telefoon ook al zat Houtappels twee stappen van hem verwijderd. Frank de Hengelaar had zijn portie politiehumor voor vandaag echter wel gehad.

“Ik ken Jolanda Krinkels nog bijna beter dan mijn eigen vrouw,” zei hij nadat Houtappels op karakteristieke wijze de telefoon had opgenomen. Hij hield ervan het Randstad Uitzendbureau reclamefilmpje – uit de tijd dat reclamefilmpjes nog geen commercials werden genoemd – na te doen. Na vier versleten toestellen slaagde hij er inmiddels in om na een forse klap de door de lucht zwierende hoorn in zijn als vangnet gereedstaande handpalm te laten belanden, steevast gevolgd door een pijnlijk hoog uitgesproken “Randstad uitzendburoooo!” Alsof zijn ballen in de spijkerbroek van Gerard Joling terecht waren gekomen.
“Het lijkt me dat je dan een probleem hebt, Frankie. Maar volgens mij ben ik niet de aangewezen persoon om daarover te praten.”
“Je hebt gelijk. Ik zal een afspraak met de vertrouwenspersoon maken. Maar weet jij iets van een militair verleden van Krinkels?”
“Krinkels de vrouw? Daarover staat niets in het dossier.”
“Daar staat wel meer niet in. Bijvoorbeeld dat ze elkaar ontmoet hebben tijdens een NAVO missie van manlief. Volgens mij ontglipte dit weetje hem ook min of meer toen hij het me vertelde.” “Is er overlegd met het leger?” vroeg Frank na een korte stilte. Natuurlijk niet beantwoordde hij zelf zijn overbodige vraag. Daar was tenslotte geen enkele reden toe geweest. Tot nu in ieder geval.
“Houtappels, ik weet genoeg.”

Frank pleegde wat telefoontjes waarvan hij de antwoorden niet besloot af te wachten. Het was tijd om zich van zijn visserspak te ontdoen. Amsterdam op dit uur van de dag was met de auto onbegonnen werk. Met de tram was het waarschijnlijk nog geen vijf minuten naar zijn huis.
Zijn gedachten gingen overal en nergens heen tijdens deze korte rit langs Memory Lane. Al die bekende plekken die hem terugvoerden naar vroeger. Het vertrouwde gerinkel van de trams dat hij pas leerde te waarderen toen hij al een tijdje in Amsterdam woonde. Al die merkwaardige personen die hij toen leerde kennen.

Anders dan normaal gesproken was zijn vrouw niet zo blij met zijn vervroegde terugkeer.
“Vissen mijn laars! Je was in geen velden of wegen te bekennen en overal wemelt het van de politie!”
Het laten vallen van de naam Jolanda Krinkels zorgde niet voor een verbetering van de sfeer.
“Ik heb die naam de afgelopen weken nou al zo vaak gehoord. Volgens mij heb je haar gewoon zelf verstopt zodat je het met haar kunt doen wanneer je maar wilt.” Die zat.
In het begin van hun relatie nam Frank het niet zo nauw met de huwelijkse trouw die van hem werd verwacht. Tegenwoordig was hij met zijn werk getrouwd maar ook dat kon de goedkeuring van zijn vrouw niet verdragen.
“O. Ze is dood?”
Hij zag haar nadenken over het macabere van haar zojuist gedane beschuldiging. Ze was misschien daardoor juist ook mild toen hij haar vertelde dat vanzelfsprekend alle verloven waren ingetrokken. Een reactie uit tweede hand besloot hij niet af te wachten en sloop naar boven. De uitgetrapte laarzen rolden onbedoeld naar beneden. Zijn sokken waren doorweekt van het zweet. De rubberen laarzen die hij had aangeschaft waren bestemd om niets door te laten. Zowel van buiten als onbedoeld ook van binnen.
Met zijn broek op zijn knieën greep iemand zijn witte billen.

“Als je de hele dag verder op pad bent moeten we er nu maar van profiteren,” fluisterde zijn vrouw op sensuele wijze in zijn oor.
“Kim,” huiverde hij.
“De kinderen?”
“Op school.”
Ze duwde hem het bed op en trok zijn laaghangende broek uit. Met haar borsten gleed ze over zijn naakte onderlichaam. Haar tepels waren stijf van opwinding. Frank dacht er niet eens over na hoe ze zich zo snel uit had kunnen kleden. Hij kon niet meer denken. Haar nagels gleden over zijn rug en lieten striemen achter. Hij draaide zich langzaam om zodat ze bovenop hem bleef zitten en trok zijn shirt uit.
Overdag vrijen, het had iets stouts, iets puberaals. Dat deed je als je elkaar nog maar net kende, wanneer je nog stapelverliefd was. Niet als je al twintig jaar getrouwd was (zo voelde  hun huwelijk in ieder geval) waar verliefdheid inmiddels was overgegaan in houden van en je twee kinderen had. Kim draaide met haar billen en maakte hem hard.

Elke keer wanneer ze met elkaar vreeën hoorde Frank muziek. Zeldzame momenten van geluk die hem boven zichzelf uit deden stijgen. Op hele goede dagen – en vandaag was er zo één – hoorde hij Elton John Look Ma No Hands zingen terwijl hij zonder te worden vastgehouden zonder iets vast te houden gewoon zonder hulp, bij Kim naar binnen gleed. De woorden die de titel vormden maakten geen onderdeel uit van de songtekst maar Elton John zong ze, speciaal voor hem.
Vlak voordat zijn lichaam volledig buiten zinnen trad – geen pil wel condoom, hij herinnerde zich de levendige discussie (geen hormonen in mijn lijf!) nog goed – bedacht hij zich wat vergeten was en ging zingend nog voordat het ongemengde koor inzette, de kerk uit. Hij keek Kim aan met haar grote vragende ogen. Was er opzet in het spel? Hij wist hoezeer ze de gezinsuitbreiding wenste maar het was wel heel erg slecht van hem om zo over haar te denken. Zoiets zou ze nooit doen. Ze hadden allebei hun hoofd verloren aan de dampende passie. Hij besloot het moment niet te laten verslappen en schoof een condoom om. Het was net Russisch roulette. Even was er de weigering, toen schoof hij hem erin. Overtuigd dat er geen kogel meer in de kamer zat en dat ook het magazijn leeg was.
“Voorvocht is ook vruchtbaar,” fluisterde Kim in zijn oor. Ze kneep haar dijen samen en hij kwam lachend klaar. Waarom maakte hij zich eigenlijk ook zo druk over een eventueel derde kind. Niet alles viel te beredeneren. Sommige dingen moest je gewoon doen.
“Goed,” zei hij,”We doen het.”
“Wat?”
“Een kind.”
Bijna tot moes geknepen keek Frank in het gelukkigste gezicht dat hij ooit had gezien.

Er was een besluit genomen. Hij zou dit keer niet de kroegen langs gaan om zijn informanten te geselen. Houtappels zou trots op hem zijn. Maar dat was niet zijn voornaamste beweegreden. Frank stapte uit zijn auto. Met zijn terugkeer op het bureau waar geen bevredigende antwoorden op hem wachtten had hij zijn collega’s weer voldoende gespreksstof bezorgd. Het stuk terug met de tram bleek niet lang genoeg om de stoutmoedige blik waarmee hij de wereld sinds enkele minuten aanschouwde uit zijn ogen te wissen. Het interesseerde hem niets. Zijn nieuwe visie had hem namelijk ook gebracht waar hij nu was. Een stapje dichter bij de dader. Snelle antwoorden waren van de officiële instanties niet te verwachten. Dit hadden hun reacties hem wel duidelijk gemaakt. En snelle antwoorden had Frank juist nodig. Niet eens zozeer omdat zijn baan er eventueel door op het spel zou komen te staan. Maar drie weken met een vermiste – en naar nu bleek een vermoorde – Jolanda Krinkels in je hoofd opgescheept te zitten is voor niemand goed.

Hij was naar een anonieme flat gereden in de Bijlmer. Het was niet verstandig hier in je eentje rond te lopen. Zeker niet als je uit een auto stapte die de reguliere bewoners op alle mogelijke manieren vertelde dat hij een politieagent was. Toch verzekerde hij zich nooit van de back-up van een collega als hij hier kwam. Hij timede zijn moment gewoon zorgvuldig.
Hij liep snel over het grasveld, dat niet naar de appartementen leidde maar naar de garagebox. Met getrokken pistool stormde hij de betonnen trap af. Je weet immers nooit wie je opwacht. Hij stopte voor één van de garageboxen en liet de kolf van zijn dienstwapen er een paar keer op aritmische wijze tegen aan vallen. Het was een donker hol dat hij betrad maar hij wist de weg. Hij ontweek het groene camouflagenet dat halverwege als afscheiding diende en volgde het groen flikkerende licht. Daarachter de monochrome monitor zat een man. Zijn hoofd was schuin naar achteren gevallen. Zijn oogleden tartten de zwaartekracht door gesloten te blijven. Maar Frank wist dat hij niet sliep. De man sliep nooit, hooguit vergreep hij zich aan een soort van halfslaap, een doezelslaap. De kogelscherf die nog steeds in zijn hoofd zat, had de behoefte om zich op gezette tijden ten ruste te leggen gereduceerd tot bijna nul.
Hun eerste ontmoeting was grappig genoeg om niet achterwege te laten. Het vond plaats voordat Frank in dienst trad bij de politie. In de tijd dat hij nog regelmatig met het GVB reisde. Ochtenden lang had hij zich al verbaasd over de man in z’n legerkloffie die er te goed uitzag om door te gaan voor een zwervende veteraan. Gebiologeerd keek hij elke dag naar hem uit tot het hem op een ochtend bijna het leven kostte. Hank (“Noem me maar Hank”) redde zijn leven door hem vlak voor de paniekerig toeterende tram weg te trekken. Vanaf toen maakten ze elke dag een praatje en toen Frank politieagent werd hielp Hank met zijn informatiesystemen hem om bliksemsnel carrière te maken. Militaire informatie was zijn specialiteit en dat kwam op dit moment bijzonder goed van pas.

“Hoe lang kennen we elkaar nu al, Frank?”
Frank maakte een rekensommetje. Toch zeker vijftien jaar.
“En wat weten we eigenlijk van elkaar? Ik in ieder geval meer van jou dan jij van mij.”
Frank knikte. Dit was duidelijk één van Hanks spraakzamere momenten.
“Ik vertel je dit omdat ik ga stoppen met dit alles.”
Frank kreeg het ijselijke gevoel dat Hank niet alleen deze kamer daarmee bedoelde.
“Ik ben niet één of andere gekke veteraan die is doorgedraaid in één of andere oorlog. Het is gewoon dat ik mijn werk niet kan doen zonder mijn uniform aan. Ik ben namelijk nog steeds actief in functie.”
Dit was niet minder dan een openbaring.
“Het was een voorwaarde om vervolging te voorkomen en uitgeschreven te worden van de maatschappij.”
Als Frank voor een spiegel getuige zou zijn van het uitvallen van al zijn haar zou dat niet zoveel indruk maken als deze woorden. Vijftien jaar kenden ze elkaar nu maar eigenlijk kenden ze elkaar dus helemaal niet.

“Hoe lang weet je al dat je ermee gaat stoppen?”
Hank leek niet eens verbaasd dat Frank niet verder doorvroeg maar eroverheen stapte alsof het een kleine verdieping in hun relatie betrof. Hij stelde echter de vraag die alle andere vragen kon beantwoorden.
“Sinds één minuut,” zei Hank. Hij wapperde met de printout die Frank hem had gegeven. De foto van de tatoeage op het oor van Jolanda Krijkers.
“Je kent haar?” Hank knikte.
“Het verleden heeft haar ingehaald. Ik ga niet wachten tot mij hetzelfde overkomt. Ook al is er geen ontkomen aan. Getuigen zijn niet toegestaan.”
“Haar man en kinderen leven nog.”
“Dat heeft ze goed gedaan.”
Frank keek naar de deur. Hank schudde zijn hoofd.
“Zo snel gaat het niet. En zover komt het niet.”
Hij stopte de loop in z’n mond en schoot. Het was niet onmiddellijk voorbij.
“Ik kan ze zien,” gorgelde hij.
“Wie? Wie kan je zien, Hank?”
“De engelen. Ik zie Jolanda. En ik zie jou. Wacht niet te lang. Het leven duurt niet eeuwig.”

Plaats een reactie

Ik accepteer de Privacy Policy

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.